Vlinders
Dagvlinders (Lepidoptera) zien er prachtig uit met hun bontgekleurde vleugels. De wonderlijke kleuren ontstaan door hele kleine, lichtweerkaatsende schubben op de vleugels. Veel kleuren en patronen zijn bedoeld om vijanden te verwarren of af te schrikken. Naast deze dagvlinders bestaan er ook vele soorten nachtvlinders met onopvallende kleuren.
Nectarplanten en waardplanten
Vlinders zijn belangrijk voor de bestuiving van planten en voedselgewassen. De meeste volwassen vlinders eten vooral nectar en beschadigd fruit. Vlinders kunnen meestal niet door de fruitschil heenkomen. Zij kunnen alleen fruit eten als ze direct bij het vruchtvlees kunnen.
Ook zijn veel soorten afhankelijk van specifieke planten voor hun rupsen: ‘waardplanten’.
Van rups tot vlinder
De levenscyclus van vlinders begint wanneer een vrouwtje eitjes legt. Daar komen rupsen uit. Die verpoppen zich wanneer ze genoeg gegroeid zijn. Dan bouwen ze op een beschutte plek een cocon om zichzelf heen. In de pop verandert de rups volledig in een vlinder. Als de vlinder uit de pop komt, begint deze aan z'n volwassen leven.
De meeste vlindersoorten leven maar een paar dagen tot weken, nadat ze uit de pop zijn gekomen. Er bestaan ook trekvlinders die lange afstanden afleggen en naar een andere plek trekken voor de voortplanting.
Plukroute helpt
Veel vlindersoorten, vooral veel dagvlinders, hebben het moeilijk in Nederland. Dat komt doordat er niet genoeg bloemrijke plekken meer zijn. Langs de Plukroute staan verschillende waardplanten en nectarplanten die op verschillende momenten bloeien. Voorbeelden zijn: Vlinderstruik, IJzerhard, Bergsteentijm, Muurbloem, Dropplant, Marjolein, Beemdkroon, Rode bes, Muskuskaasjeskruid, Adderwortel en Sleutelbloem.